Om Elianne (8) en Fabiënne (5) niet wakker te maken zoekt Anoushka een rustig plekje voor het interview. Achter haar verschijnt een brievenbus in beeld. “Zit je nou tegen je voordeur aan?” vraag ik lachend. “Ja,” beaamt Anoushka, “de hal is de enige ruimte met een deur die dicht kan!”
Anoushka woont met haar man Hans en hun twee kinderen Elianne en Fabiënne in Schalkwijk. Ze werkt al ruim dertien jaar bij het Nova College in Hoofddorp als docent verpleegkunde.
Even voor mijn beeldvorming: hoe zijn jullie eigenlijk bij re:connect beland?
“Wij zitten vanaf het prille begin bij re:connect. We kenden de familie Thera van de Maranathakerk en zo hoorden we dat er een nieuwe kerk zou starten in de Philharmonie. We zijn toen een keer naar de dienst gegaan en vervolgens altijd gebleven.”
En waar ken je Hans van?
“Hans ken ik al vanaf mijn vijftiende. We hebben elkaar ontmoet op Curaçao, waar we allebei woonden. Iedere zaterdag gingen we naar dezelfde jeugddienst en we hadden dezelfde vriendenkring. Op een gegeven moment ging Hans studeren in Nederland. Toen hij voor vakantie terug kwam naar Curaçao sloeg de vonk over. We hebben heel lang een langeafstandsrelatie gehad voordat we trouwden. Ik was toen 23 en Hans was 27!”
Hoe ben je in het onderwijs terecht gekomen?
“Ik werkte als verpleegkundige in het ziekenhuis op Curaçao. Het werken in de zorg was fysiek best zwaar, maar de theorie van het vak heeft me altijd al getrokken. Ik vind het ook leuk om andere mensen te inspireren. Daarom ben ik, eenmaal terug in Nederland, het onderwijs in gegaan. Ik doe mijn werk met heel veel plezier.”
Je straalt als je het over je studenten hebt! Wat vind je zo leuk aan ze?
“Het persoonlijke contact, de gesprekken, hun belevingswereld. Je maakt ze mee vanaf het eerste jaar en ziet ze dan een hele ontwikkeling doormaken. Soms ben ik voor hen trouwens ook een soort fossiel. Een student had het laatst over Beyoncé en zei: ‘maar die kent u zeker niet hè?’”
Zijn er op je werk veel dingen veranderd sinds corona?
“In één week tijd werd bijna het hele team ziek. Precies in die week was ik vrij, dus ik had nergens last van. Uiteindelijk bleef ik met maar een paar collega’s over om de hele afdeling te runnen. Om nog les te kunnen geven moesten we alle studenten in één grote groep clusteren. Dan geef je dus les aan 55 studenten tegelijkertijd, dat was best lastig. Gelukkig zijn de meeste collega’s inmiddels gezond en wel weer terug.”
Dat klinkt pittig. Is er ook nog iets positiefs gekomen uit die periode?
“Ik heb wel geleerd mijn werk meer te waarderen. Ik geef de theorielessen nu via Teams, maar merk dat het zo veel fijner is als je je studenten gewoon kan zien en live kan lesgeven. En doordat zo veel collega’s lang ziek zijn geweest, heb ik ook andere verantwoordelijkheden op me kunnen nemen. Daarin kwam ik mezelf nog wel eens tegen, soms ook op verrassende wijze.”
Noem eens een voorbeeld?
“Meestal ben ik in het team degene die evenwicht brengt, degene die voorstelt om nog eens rustig over zaken na te denken. Maar door de afwezigheid van de collega’s werd ik ineens een soort voortrekker, iemand die knopen doorhakt en de leiding heeft. Ik werd ook door iedereen gebeld met allerlei vragen. Dan dacht ik “huh, maar dit kan ik helemaal niet?” En het grappige is: toen de collega’s weer terug waren, was het bijna vanzelfsprekend dat ik gewoon in die rol bleef. Tijdens vergaderingen keek iedereen me verwachtingsvol aan.”
Echt een stukje persoonlijke groei, dus.
“Ja. En wat ook zo mooi is van zo’n periode is dat je ineens beseft wat je aan elkaar hebt als collega’s. We realiseerden ons dat we al die tijd eigenlijk als een familie met elkaar hebben samengewerkt, en ineens is dat niet meer zo. Op een gegeven moment zijn we elkaar gaan bellen want we misten elkaar gewoon ontzettend. Dan denk ik: het is niet voor iedereen vanzelfsprekend om zo’n leuke band te hebben met collega’s. Als dit straks allemaal voorbij is, dan gaan we samen eten en dan wordt het een hele lange avond, haha!”
door Esther Graftdijk