Met Pasen is alles nieuw geworden. De dood is overwonnen. Dat is een geweldige one-liner geworden. We moeten uitkijken dat het daarmee niet zijn diepte en kracht is kwijtgeraakt. Wat als er iéts een wonder is, dan is het wel dat de dood haar kracht heeft verloren. Onze ergste vijand, onomkeerbaar, is teniet gedaan. Kinga Bán zong het zo mooi voor haar dood (terwijl ze een gezin met drie jonge kinderen moest achterlaten) “ik ben opnieuw geboren!”. In plaats van een einde, zag zij een nieuw begin.
We zijn pas dood hier op aarde als ons hart stopt met kloppen en daardoor de bloedsomloop stil komt te liggen. We kunnen hersendood zijn, maar zolang ons hart nog klopt, leven we nog. Het hart is dus een heel belangrijk orgaan. Bij een zwangerschap wordt ook steeds gecontroleerd of het hartje klopt. Daar draait het om in het leven.
Het hart is echter nog veel meer. In de Bijbel wordt veel gesproken over het hart. Dat zal het thema zijn van re:connect de komende weken. Allerlei aspecten zullen benoemd en belicht worden. God toonde ons al veel over het hart. Zoveel dat we nu nog niet alles kunnen bevatten. We kunnen er gewoon niet bij hoe belangrijk het hart is en krijgen alleen maar meer ontzag voor de manier waarop God dat heeft gecreëerd.
Met de kennis van toen, was er al ontzag voor het hart. Met de kennis van nu is dat ontzag alleen maar groter. We weten van harttransplantaties, dat de ontvanger met het nieuwe hart ook op een wonderlijke manier nieuwe herinneringen ontvangt van de donor. Een bijna griezelig idee. Het lijkt wel science fiction. Maar de getuigenissen zijn wel waar.
Het hart is veel meer dan de spier die we zien bij autopsie. Het is veel meer dan de pomp om het bloed rond te blijven pompen. Hoe blij zijn we bij het horen van het hartje van een ongeboren kind, hoe opgelucht zijn we bij het ontdekken van een hartslag bij een mens waar geen leven meer in lijkt te zitten. En daarbovenuit is het hart dus nog veel en veel meer.
Wat wij nu langzaam gaan ontdekken, is allang bekend bij God. Hij zegt niet voor niets in Ezechiël 11:19 dat Hij ons hart van steen zal veranderen in een hart van vlees. Een levend hart. We krijgen een nieuw hart van God. Wat een geweldig nieuws! Wil ik nu zeggen dat iedereen die niet in Jezus gelooft, een hart van steen heeft? Nee, ik zou niet durven. Niet in de betekenis die wij er in de loop der jaren aan hebben gegeven. Toch is er wel verschil. Zijn we gericht op onszelf? Is ons hart ik-gericht? Of mag Jezus ons leven bepalen in ons hart?
Als God naar ons leven kijkt, gaat het niet alleen om wát we doen, maar meer nog om waaróm we het doen. In 1Samuel 16:7 bij de keuze voor David staat dat God het hart aanziet. Hij kijkt niet naar uiterlijk en laat zich daar niet door imponeren. Wel kijkt hij bij onze daden vanuit welke harts gesteldheid wij de dingen doen.
In de Psalmen, Psalm 111 en 119, waarvan een deel gezongen werd als de Israëlieten naar Jeruzalem trokken voor hun feesten, staat dat zij God van ganser harte zoeken en loven. Dat is nogal wat. Eigenlijk zeggen ze dat er geen enkel plekje in die grote spier met zijn boezems, kamers en kleppen eigenbelang zou moeten zitten. Stel je eens voor dat het laatste orgaan dat het teken is dat je nog leeft, volledig gewijd is aan God. Aan de God die je binnenkort gaat ontmoeten.
En toch, soms zing ik met Rob de Nijs mee: “er is geen banger hart, geen banger hart dan dat van mij”. Maar ik ruil die bange delen graag in voor Gods aanwezigheid. Dan is er geen plaats meer voor angst. Dan is mijn belangrijkste orgaan al volledig gewijd aan God.